zaterdag 31 maart 2018

Billy Graham, Wolfhart Pannenberg en John Piper over homoseksueel gedrag en onze houding ten opzichte van hen die homoseksueel geaard zijn


De erfenis van Billy Graham
Op 21 februari 2018 overleed Billy Graham in de leeftijd van ruim 99 jaar. Ongetwijfeld is Graham de bekendste evangelist van de twintigste eeuw. De lichamen van Amerikaanse presi­denten wor­den na hun dood opgebaard in het Capitool. Graham was de vierde Amerikaanse gewone burger en de eerste predikant aan wie deze eer ten deel viel.
Graham hield onverkort was aan de ver­zoening door voldoening, aan de realiteit van hemel en hel en aan de noodzaak van weder­geboorte. Wel was hij in zijn visie op de wil heek duidelijk een arminiaan en ging hij niet in het spoor van de Dordtse Leerregels. Het heeft ook verwarring gewekt en tegenspraak opgeroepen dat hij bereid was in zijn evangelisatiecampagnes met christenen samen te werken die alles behalve orthodox waren en vervolgens ook met rooms-katholieken.
Dat neemt niet weg dat hij telkens benadrukte dat wij alleen als wij een nieuw schepsel in Christus zijn geworden het nieuwe Jeruzalem kunnen binnen gaan. Dat was de reden dat ook wijlen ds. L. Vroegindeweij hem toch kon waarderen. Terwijl vele Ameri-kaanse televisiepredi­kanten niet van onbesproken gedrag waren of bleven, gold dat wel voor Graham. Veelzeggend was dat bij zijn begrafenis al zijn kinderen, die de een na de ander kort hun vader spraken, aangaven dat Graham in persoonlijke kring niet minder of anders het Evangelie beleed dan naar buiten toe.
Aanvankelijk was ik niet van plan over Graham te schrijven. Dat ik dat toch toe heeft alles te maken met het feit dat het mij al langere tijd heel diep verontrust hoe weinig getuigend de gereformeerde gezindte is als het gaat om het feit dat seksualiteit een zaak is van het huwelijk tussen één man en één vrouw en dat daarom homo-seksuele relaties in welke vorm dan ook onverenigbaar zijn met de ingang in het koninkrijk van God. Dat wil niet zeggen dat er geen homoseksueel geaarde mensen in de zaligheid delen. Immers wat bij mensen onmogelijk is, kan door Gods genade: ons kruis op ons nemen, onszelf verloochenen, ten onze zondige aarde strijden en Christus navolgen.
Over deze zaak liet Graham geen onhelder geluid horen. Een vrouw schreef eens een brief aan Graham hoe zij ermee om moest gaan dat zij verliefd was geworden op een andere vrouw. Hij antwoordde haar: ‘Maak geen vergissing, geen hoereerder, afgodendienaar of iemand die schuldig is aan overspel of homo-seksueel gedrag kan het koninkrijk van God binnen gaan’ (1 Korinthe 6:9). (...) 'Als wij ons overgeven aan homoseksueel gedrag gaat dat ten koste van onze zaligheid. Uw liefde voor een persoon van hetzelfde geslacht is verkeerd en zal wor­den ver-oordeeld door Gods heilige normen.’ 
Tal van keren heeft Graham publiek dat de Bijbel ons een blauw-druk geef voor het huwelijk en de goede gave van seksualiteit en dat deze gave mag alleen genoten mag worden binnen het huwe-lijk tussen één man en één vrouw.
Hier kunnen predikanten, ambtsdragers, politici en journalisten een voorbeeld nemen aan deze evangelist van de twintigste eeuw. Lang niet allen geven dan publiek een even helder geluid als Graham bij zijn leven deed. 
Goed is dat benadrukt dat mensen ruimte moeten hebben om voor hun homoseksuele gerichtheid uit te komen, maar dat moet wel samengaan met een helder getuigenis over de noodzaak van bekering van homoseksueel gedrag. Daar is de Bijbel niet voor tweeërlei uitleg vatbaar.
Ook hier geldt wat Christus zei: ‘Wie mijn Naam belijdt voor de mensen, die zal Ik belijden voor de Vader, maar wie mijn Naam verloochent voor de men­sen zal Ik verloochenen voor de Vader.’ Laat de eer van God, de zaligheid van onze ziel en het eeu­wig welzijn van onze naaste ons nader aan het hart liggen dan de publieke opinie. Anders heeft ons christen-zijn geen eeuwig-heidswaarde.

Een getuigenis van Wolfhart Pannenberg
De Duitse, Lutherse theoloog Wolfhart Pannen­berg (1928-2014) behoort tot de toonaangevende Duitse theologen van na de Tweede Wereldoorlog. Hij was bepaald niet in alle opzich-ten een orthodox theoloog. Hij stond veel verder van de lutherse en ook gereformeerde belijdenis af dan Billy Graham. 
We moeten deze theoloog echter helemaal bijvallen als hij stelt dat een kerk die homoseksuele relaties tolereert niet het recht heeft zich als een deel van de katholieke, christelijke kerk te zien.
Immers de Tien Geboden behoren samen met de Apostolische Geloofsbelijdenis en het Onze Vader tot het herkenningsteken van katholiek christendom. Voor Pannenberg woog deze zaak zo zwaar dat hij in 1997 het Bundesverdienstkreuz, een orde te ver­ge­lijken die van de Nederlandse Leeuw bij ons, teruggaf. 
Het jaar ervoor was deze namelijk aan een voorvechtster van de lesbische levensstijl gegeven. Pannenberg meende zeer terecht dat een overheid die de homoseksuele levensstijl be-vordert, zelf meewerkt aan de afbraak van de samenleving. Ik geef een uitspraak van hem door:
‘In het geheel van het Bijbelse getuigenis wordt (...) homosek­sualiteit zonder uitzondering gerekend tot die gedragingen waarin de afwending van de mens van God bijzonder eclatant tot uitdrukking komt (…)
Hier ligt de grens of een christe­lijke kerk zich gebonden weet aan het gezag van de Schrift. Zij die erop aandringen dat kerk de norm van haar leer op dit punt verandert, moeten weten dat een schisma bevorderen. 
Als een kerk zichzelf in een richting laat duwen dat zij komt tot het punt dat zij niet homoseksueel gedrag niet langer ziet als en afwijking van de Bijbelse norm en homoseksuele relaties zoals een persoonlijk partnerschap in liefde gelijk stelt aan het huwelijk (tussen één man en één vrouw; PdV) dan staat zo’n kerk niet langer op Bijbelse grond maar keert zich tegen het ondub­bel­zinnige getuigenis van de Schrift. Een kerk die deze stapt maakt, is niet langer een deel van de ene, heilige, katho-lieke en apostolische kerk.'


Het getuigenis van John Piper
Dan nu nog een paar woorden van John Piper over homosek-sualiteit en onze houding naar hen die homoseksueel gericht zijn. Wie graag breder van datgene waarvoor hij in deze zaken staat wil kennis nemen verwijs ik daarvoor naar zijn website: www.desiringgod.org
‘De vreugde van seksuele intimiteit is door God bedoeld om te worden uitgedrukt in het geheimenis van het huwelijksverbond tussen één man en één vrouw. In onze gevallen wereld worste-len we allemaal met neigingen om onze seksualiteit op zondige wijzen te uiten.
Christus is niet minder gekomen om homoseksuele mensen dan heteroseksuele mensen te verlossen van hun zielsdoden-de afgoderij zodat wij mogen leven als discipelen van Jezus aan die een leven leiden gestempeld door vergeving van zonden, vreugde, gehoorzaamheid en overwinning.
God heeft het huwelijk ingesteld, dat Hij omschrijft als het levenslange en exclusieve verbond tussen één man en één vrouw. Seksuele begeerten naar mensen van hetzelfde ge-slacht en homo­seksuele geaardheid zijn een deel van onze ge-broken en door de zonde verstoorde seksualiteit die het gevolg is van het feit dat God vanwege de zonde van de mens heel de geschapen orde aan de ijdelheid heeft onderworpen.
Het goede nieuwe van Jezus is dat God zowel heteroseksuele als homoseksuele zondaren redt die vertrouw op Jezus waar Hij volledig accepteert in Christus en ondanks hun zonde en hen bijstaat door Zijn Geest de zonde te verstaan en leven dat Hem welbehaaglijk is te leiden.
Een van de machtigste dingen die wij kunnen doen is onze kerken open te stellen voor mannen en vrouwen die zich sek-sueel aangetrokken tot mensen van hetzelfde geslacht en hun te omringen met het grotere levensvisioen van liefde en rela-ties dat het hun mogelijk maakt op te bloeien in hun contacten met familie en in vriendschappen.
Christenen kunnen echter hen die die bekend hebben gemaakt dat zij homoseksueel geaard zijn, niet werkelijk liefhebben als zij er niet van overtuigd zijn en niet eerlijk naar hen uitspreken dat homoseksueel gedrag zonde is en leidt tot het  verderf en de eeuwige dood.

maandag 26 maart 2018

A Biblical-Theological Introduction to the Old Testament. The Gospel Promised

In onze taal zijn er bij mijn weten de laatste tientallen jaren maar twee inleidingen op het Oude Testament gepubliceerd. Het bekendst is Literatuur van Oud-Israël van Th.C. Vriezen en A.S. van der Woude. Daarnaast is er Inleiding in het Oude Testament onder redactie van H. Jagersma en M. Vervenne. Geen van deze beide inleiding gaat uit van de inspiratie en het zelf­getuigenis van het Oude Testament. Bij het eerst genoem-de boek blijkt dat al uit de titel.
In de Engelse taal is zijn er meerdere lezenswaardige inleidin-gen op het Oude Testament ver­krijgbaar die geschreven zijn vanuit een Schriftgetrouwe visie. Nu zijn die niet allen even toegankelijk. Daarnaast geldt dat de meesten wel heel uit-voerig ingaan op (vermeende) ont­staanstijd en achtergronden van de oudtestamentische bijbelboeken, maar meer dan eens toch wat weinig aandacht schenken aan de inhoud.
Hoogleraren en docenten verbonden aan de diverse campus-sen van Reformed Theo­logical Seminary (Jackson, Charlotte, Atlanta, Orlando) schreven een bijbels-theologisch inleiding op zowel het Oude als het Nieuwe Testament. In deze bijdrage vraag ik aandacht voor het deel op het Oude Testament. Dit deel opent met een uitgebreide inleiding van de redacteur Miles V. Van Pelt. Hij beargumenteert dat Christus zowel het theologische als hermeneutische centrum van het Oude Tes-tament is.
Hij laat de grote betekenis van het begrip ‘verbond’ zien voor zowel de ordening als de inhoud van de Schrift. Hij ziet zowel in het Oude als Nieuwe Testament een die driedeling van verbond (Pentateuch/vier Evangeliën), verbonds­geschie­denis (Jozua t/m Koningen, Jesaja, Jeremia, Ezechiël, de twaalf Kleine Profeten/Handelingen) en verbondsleven (overige oud-testa­men­tische geschriften/de nieuwtestamentische brieven). Het boek Openbaring karakteriseert hij als verbondsepiloog. De werkelijkheid van de Schrift is rijker dan deze schemati-sering. Dat neemt niet weg dat het op zich waardevol is de Schrift zo te ordenen en te typeren.
Ik wijs er op dat A Biblical-Theological Introduction to the Old Testament. The Gospel Pro­mised de synagoge volgt in de ordening van de Bijbel­boeken. Dan vormen de boeken van de Kro­nie­ken het laatste oudtestamentische Bijbelboek. Uit de bijdragen gewijd aan de afzonder­lijke Bijbelboeken blijkt zowel de eenheid als de diversiteit van het Oude Testament. Een goede bijbels-theologische benadering vraagt altijd aandacht voor beide aspecten.
Elk van de bijdragen heeft een vast format. Zij beginnen met een introductie. Vervolgens wordt aandacht geschonken aan achtergronden. Daarna komen structuur en indeling aan de orde. Uitvoerig kunnen we dan lezen over de boodschap en theologie van het bewuste Bijbelboek. Elke bijdrage eindigt met de lijn naar het Nieuwe Testament.
Het voordeel van een inleiding op het Oude Testament door meerdere auteurs geschreven is dat zij een boek kunnen behandelen waarin zij in het bijzonder gespecialiseerd zijn. Altijd dreigt dan meer het gevaar van overlap en herhaling dan bij één auteur. Ik zeg niet dat A Biblical-Theological Introduction to the Old Testament. The Gospel Pro­mised daar geheel aan is ontkomen, maar duidelijk is dat de redacteur naar een mini-mum van herhaling en overlap heeft gestreefd. 
Binnen grenzen heeft ook elke auteur de ruimte gekregen eigen accenten te leggen. Dat lijkt mij een goede zaak. Bij gezamenlijke trouw aan de Schrift schenkt bijvoorbeeld de ene auteur meer nadruk aan buiten-bijbelse gegevens dan de andere. Ik voeg er aan toe dat het ene Bijbelboek daartoe ook meer aanleiding geeft dan het andere.
In een boek met bijdragen van meerdere auteurs is de ene bijdrage sterker dan de andere. Dat geldt ook hier. Bijzonder vind ik de bijdrage van Richard L. Pratt Jr. over Kronieken. Naar voren komt hoezeer in deze boen benadrukt dat het ware dienen van God een zaak is van het hart en dat het waar-achtige dienen van God tot uiting komt in ootmoed. Ook de betekenis die het gebed in deze boeken heeft wordt onder-streept.
Miles V. Van Pelt nam zelf het boek Hooglied voor zijn reke-ning. Hij gaat uit van de these die in de negentiende eeuw ontstond dat als wij de dochter van Jeruzalem en de broers van de bruid buiten beschouwing laten sprake is van drie par-tijen, namelijk Salomo, Sulamith en de herder aan wie Sulamith haar hart geeft. Het bezwaar tegen deze these is dat de tekst hiervoor geen duidelijke aanwijzingen geeft.
Al heel vroeg werden de twaalf Kleine Profeten als eenheid gezien. Dat is al bij Jezus Sirach het geval. Een boek dat is geschreven aan het begin van de tweede eeuw voor Chr. In A Biblical-Theological Introduction to the Old Testament. The Gospel Pro­mised worden zij ook als eenheid behandelt. Jam-mer is dat zo het eigen accent van elk van deze twaalf boeken toch wat onder belicht blijft
Omdat het gaat om een inleiding gaat, wordt de theologie van de afzonderlijke boeken van het Oude Testament duidelijk belicht. In een inleiding kan je geen afzonderlijke beschou-wingen over overkoepelende thema’s van het Oude Testament verwachten. Wie A Biblical-Theological Introduction to the Old Testament. The Gospel Pro­mised nauw­keurig leest, zal zelf wel meerder verbanden zien. 
Geen enkel boek over de Bijbel heeft het laatst woord. Dat geldt ook van het hier besproken boek. Zo had in meerdere bijdragen wat mij betreft het gedeelte over de lijn naar het Nieuwe Testament iets uitvoeriger mogen zijn. Ik mag echter wel zeggen dat dit een boek is dat predikers zeer goed kunnen gebruiken bij de voorbereiding van hun preken en ook voor geïnteresseerde kerkgangers die de Engelse taal machtig zijn is het de moeite waard.

Miles V. Van Pelt (red.), A Biblical-Theological Introduction to the Old Testament. The Gospel Pro­mised (Wheaton: Crossway Books, 2016) hardcover 608 pp., $50,-- (ISBN 9781433533464).

zaterdag 24 maart 2018

Allah of Jezus?


Op zijn levensverhaal Ik zocht Allah en vond Jezus. Een aan-grijpend levensverhaal (Seeking Allah, Finding Jesus) heeft Nabeel Qureshi een vervolg gescheven en wel Allah of Jezus? Een persoonlijke zoektocht naar de waarheid (No God but One: Allah or Jesus? A Former Muslim Investigates the Evi-dence for Islam & Christianity).
In zijn levensverhaal heeft Qureshi verslag gedaan van zijn overgang van de islam naar het christelijke geloof. Hij werd geboren in Pakistan en verhuisde later met zijn ouders naar Amerika. Hij groeide op in een liefdevol islamitisch gezin, maar bekeerde zich na steeds sterker wordende twijfels tot het christendom. Hij kent de islam van binnenuit kent. In Allah of Jezus? laat op grond van de bronnen de zeer grote ver­schillen tussen het christelijke geloof en de islam zien ondanks een aantal overeenkomsten die er zijn.
De islam kent God niet als Vader. Allah is een heerser die niet zichzelf maar alleen zijn wil laat kennen en onderwerping eist. Wie dat betracht mag hopen dat hij de hemel ontvangt, maar echte zekerheid ontbreekt. Hoe heel anders is dan het chris-telijke geloof met de boodschap dat God Zelf mens werd en plaatsvervangend aan het kruis stierf.
Een eyeopener vond ik dat binnen de Islam in de eerste eeu-wen na haar ontstaan heftige debatten zijn geweest of de Koran eeuwig is of niet. Terwijl aanvankelijk consensus was dat de Koran geschapen was, is het nu juist omgekeerd en geldt de opvatting dat de Koran geschapen is als ketterij.
Feitelijk doet daarom het christelijke geloof meer recht aan de eenheid van God dan de islam, zo betoogt Qureshi. Terwijl de Islam de eeuwigheid van de Koran leert, leert het christelijk dat Jezus Christus de eeuwige Zoon van God is. Dat betekent dat Hij binnen de ene God de tweede Per­soon is.
Daarmee hangt samen dat bij het wezen van de Drie-enige God liefde hoort. De Vader heeft de Zoon lief en werd niet pas liefde tot Hij de mens en de wereld schiep. In de liefde tus­sen de personen binnen de Drie-enige God mogen zondige men-sen die dat niet verdiend heb­­ben delen door geloof in Jezus Christus.
Qureshi paart zijn onomwonden afwijzing van de islam met een grote liefde voor moslims. Daarin is hij voorbeeldig. Als het gaat met het laatste citeer ik de opdracht boven zijn levens-verhaal: ‘Aan mijn ouders, Ammi en Abba, al ben ik in jullie ogen in opstand gekomen, jullie onverwoestbare liefde wordt alleen overtroffen door de liefde van God voor Zijn kin­de­ren. Ik bid dat jullie op een dag zullen ervaren dat Zijn liefde werkelijk onvoor­waardelijk is en dat Hij ons allemaal vergeving aanbiedt. Ik bid dat jullie op die dag Zijn vergeving aan­vaarden, zodat we weer leden van hetzelfde gezin zijn. Ik houd van jullie met alles wat in me is.’
Bij de presentatie van Allah of Jezus bleek dat de schrijver die in Oxford een promotie op het gebied van het Nieuwe Testa-ment voorbereidde, ongeneselijk ziek was. Dan zijn Gods wegen onbegrijpelijk. Op zaterdag 16 september overleed hij. Dan zijn Gods wegen onbegrijpelijk.
Waarom nam de Heere deze zeer begaafde schrijver tot Zich in heerlijkheid?! Had hij op aarde nog niet heel veel kunnen betekenen voor anderen?! Dat mag hij in ieder geval doen met de boeken die hij schreef. Op internet plaatste Nabeel Qureshi tijdens zijn ziekte nog een video waarin hij de oproep deed, om voor zijn genezing te bidden in de wetenschap dat voor God niets onmogelijk was.
Indrukwekkender nog was wat hij eraan toevoegde, namelijk dat hij God niet minder zou liefhebben als Gods soevereine wil anders zou zijn. Inmiddels, zo stond heel mooi in een artikel, mag hij die Allah zocht maar Jezus vond, Jezus nu van aan-gezicht tot aangezicht zien.


Nabeel Qureshi, Allah of Jezus? Een persoonlijke zoek-tocht naar de waarheid (Kok: Utrecht, 2017),  paperback 368 pp., € 24,99 (ISBN 9789043528290) vertaling van No God but One: A Former Muslim Investigates the Evidence for Islam & Christianity (Grand Rapids: Zondervan, 2016), paperback 315 pp., $17,99 (ISBN 9780310522553)

vrijdag 23 maart 2018

Tedere Majesteit. Omgang met God in gereformeerde spiritualiteit


In 2015 trad dr. Jan Hoek terug als bijzonder hoogleraar gereformeerde spiritualiteit aan de PTHU te Groningen en hoofddocent aan de CHE. Ter gelegenheid daarvan zag het boek Tedere Majesteit het licht. Hoek ontvouwt hier zijn gedachten over Gods verhevenheid en na­bijheid. Terecht stelt hij dat die twee zaken kenmerkend zijn voor een bijbelse en gerefor­meerde spiritualiteit. In hoofdstuk 4 en 5 gaat hij in gesprek met collega’s en studen­ten. De collega’s behoren allen op een na tot de PKN. Dat is uiteraard wel een beperking als het gaat om gedachtewisseling. Niet alleen kerkelijk maar ook theologisch.

Vanuit de Heidelbergse Catechismus stelt Hoek Gods nabijheid en verhevenheid aan de orde. De persoonlijke toonzetting van de Heidelbergse Catechismus biedt daartoe alle aanleiding. Daarnaast stelt Hoek terecht dat de Heidelbergse Catechismus weliswaar een gereformeerd belijdenisgeschrift is maar met grote openheid naar het erfgoed van Luther.

De opstellers streefden naar consensus zonder de boodschap van de Schrift tekort te doen. Beginnend bij Bastingius en eindigend bij Barth geeft Hoek uitleggers van de Heidelbergse Catechismus het woord. Bastingius schreef als eerste een Nederlandse catechismusverklaring. Mij viel uit Hoeks weergave op hoe troostrijk en existentieel Bastingius spreekt.

Over de grote theologische en kerkhistorische kennis van Barth hoeft geen twijfel te bestaan. Echter, als Hoek hem ondanks de universalistische tendensen in zijn theologie als gerefor­meerd theoloog ziet, kan ik daarin niet meegaan. Historisch is dit uiteraard wel waar, maar als wij ‘gereformeerd’ normatief invullen ligt dat anders. Dan is Billy Graham - om maar een naam van onze eigen tijd te noemen - veel gereformeerder dan Barth, terwijl ook Graham be­paald niet zonder meer met de gehele inhoud van de belijdenis instemt.

Het feit dat Hoek zijn boek de titel gaf Tedere Majesteit laat zien dat hijzelf behoorlijk beïnvloed is door Barth. Eigenlijk wil hij evenals Barth alleen over Gods majesteit spreken in het licht van Gods genade in Christus. Daarmee wordt het onmogelijk om echt recht te doen aan het feit dat van nature Gods toorn op de mens rust. Ik zou niet weten hoe Hoek echt recht kan doen aan de uitroep in Jesaja 6 ‘heilig, heilig is de HEERE der heirscharen’ en Jesaja’s reactie erop ‘wee mij want ik verga’. Ik denk ook aan de eerste hoofdstukken van de brief aan de Romeinen met de indrukwekkende woorden dat de gehele wereld verdoemelijk is voor God. In de Bijbel zelf wordt Gods nergens als ‘teder’ getypeerd. Daar is er de paradox van majesteit en genadige en onverdiende nabijheid.

Het meest teleurstellend van Tedere Majesteit vond ik dat Hoek blijkens zijn reactie op dr. G. van den Brink de indruk geeft dat hij geen moeite heeft met het aanvaarden en gebruiken van de historisch-kritische methode van Schriftlezen. Als Hoek zegt dat de Bijbel ons de zoektocht van mensen tekent die nu weer eens deze dan weer die zijde van Gods waarheid in het oog vatten, wordt al te zeer vanuit de mens de inhoud van de bijbelse openbaring getekend.

Ik zou hier willen wijzen op Alvin Plantinga die principieel het gelovig lezen van de Bijbel (door hem traditionele Schriftuitleg) en het historisch-kritisch lezen van de Bijbel van elkaar onderscheidt. Hij laat zien dat wie weten­schappelijk de Bijbel op een neutrale manier wil lezen maar persoonlijk als een gelovige, ook als wetenschapper, essentiële elementen van de bijbelse boodschap niet ten volle kan verdisconteren.

Veel uitvoeriger dan Plantinga gaat Gerhard Maier, de voormalige, lutherse bisschop van de landskerk van Württemberg, in zijn boek Biblische Hermeneutik op deze materie in. Hij geeft aan dat wie de Bijbel gelovig leest, de historisch-kritische methode moet prijs geven en wie de Bijbel historisch-kritisch leest, steeds minder aan de klassiek christelijke boodschap recht kan doen.

Voor alle duidelijkheid: wij moeten wel de bijbelse teksten allereerst vanuit de histo­rische context waarin zij klonken verstaan, maar dat dient te geschieden vanuit de overtuiging dat de Bijbel in zijn totaliteit het volstrekt betrouwbare en onfeilbare Woord van God is. In plaats van historisch kritisch lezen moeten we spreken van historisch-grammaticaal (literair) - theologisch lezen.

Hoek wenst de bijbelse nodiging om tot Christus te komen voluit recht te doen. De belijdenis van Gods soevereiniteit mag daaraan geen afbreuk doen. Helaas is dat meer dan eens gebeurd. Hier kan ik Hoek alleen maar bijvallen. Dat geldt niet als hij dr. Wim Verboom bijvalt in diens kritiek op de Dordtse Leerregels. Verboom kan zich niet vinden in de wijze waarop dit be­lijdenisgeschrift over verkiezing en vooral verwerping spreekt. Volgens Verboom mogen we niet meer zeggen dan dat God degenen verwerpt die Zijn verbond verwerpen. Ik zou daarbij allereerst willen opmerken dat de bijbelse boodschap breder is dan die van het verbond van genade. We moeten beginnen met God als Schepper, Die sinds de zondeval Zijn toorn over de mensheid openbaart. Alleen in dat licht kan op de juiste wijze over Gods verbond en Zijn genade worden gesproken.

Ongetwijfeld mogen wij – iets dat in het besluit van de Dordtse Leerregels onderstreept wordt – niet op dezelfde wijze over de verwerping spreken als over de verkiezing. Alle nadruk moet vallen op het feit dat een mens door eigen schuld verloren gaat. Als wij echter niet meer zeggen dan dat God degenen verwerpt die Hem verwerpen, doet dat geen recht aan het feit dat God niet bijna alle dingen, maar alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil.

Hoek en Ver­boom hebben moeite met de gereformeerde leer van de soevereiniteit van God. Ik zou willen be­nadrukken als het gaat om Gods soevereiniteit, onze verlorenheid en onze verant­woor­delijkheid, God hierin ons begrip te boven gaat. Wij moeten leren ook hierin verstaan dat God God is en wij mens zijn. Als wij ten volle recht doen aan het feit dat het geloof een genadegift van God is, kunnen we er niet omheen dat God dit geloof niet aan allen schenkt, hoezeer wij ook onderstrepen dat ongeloof eigen schuld is.

Wanneer Hoek in het slothoofdstuk zijn eigen visie ontvouwt, zegt hij dat God er speciaal voor ons wil zijn en een relatie met ons zoekt. Hij zet zich van eeu­wig­heid tot eeuwigheid in voor het heil van de mens. Als wij op Zijn uitnodiging ingaan, krijgen we een persoonlijke band met Hem en leren we Hem kennen als God boven ons (de Vader), God naast ons (de Zoon) en God in ons (de Heilige Geest).

Hoe waar dit ook is, hier wordt wel gemist dat God door Zijn Geest het geloof in ons werkt. Later geeft Hoek een citaat uit de Tweede Helvetische Confessie waarin dit wel wordt ver­woord, maar dat wat daar naar voren komt, is te weinig in wat hij zelf naar voren brengt, geïn­te­­greerd. Klassiek wesleyaanse methodisten, die ook de gerefor­meerde leer van Gods soeve­reiniteit niet geheel aanvaarden, plegen duidelijker en nadruk­kelijker over het eenzijdige werk van God in de wedergeboorte en over de toekomende toorn waarvan wij gered worden door Christus’ bloed, te spreken dan Hoek doet.

Niet dat het laatste geheel ontbreekt, maar hij denkt, zoals hijzelf aangeeft, allereerst vanuit Gods toewendingseigenschappen van genade, ontferming en barmhartigheid. Dat ons kennen van God en van Zijn Woord daarin haar vaste anker vindt, is duidelijk. Sprekend over Gods toewending moeten wij echter toch sinds de zondeval eerst over Zijn toorn spreken om vanuit die werkelijkheid Gods genade te belichten. Dat is bijvoorbeeld ook de lijn van het klassieke doopsformulier.

Hoek zegt in Tedere Majesteit mooie en behartigenswaardige dingen, maar een aantal essen­tiële zaken worden veel te omfloerst verwoord. Ik vind het verdrietig dat het moet, maar het zou oneerlijk en onjuist zijn de kritische opmerkingen die ik maakte, achter­wege te laten. Ik hoop dat Hoek die in zijn gedachtegoed binnen de gereformeerde gezindte bepaald niet alleen staat, deze kritische opmerkingen serieus zou willen overwegen. Ik zie uit naar theologen en christenen die ondubbelzinnig het volstrekte gezag van de Schrift belijden en onbekrompen en ondubbelzinnig spreken over onze verlorenheid en Gods genade. Daar zal de kerk tot zegen zijn.

dr. Jan Hoek, Tedere Majesteit. Omgang met God in gereformeerde spiritualiteit, (Zoetermeer: Boeken­centrum, 2015), paperback 336 pp. € 24,90 (ISBN 978-90-239-7033-0)

 

zaterdag 17 maart 2018

Devoted to God


In a series of chapters full of Biblical teaching and then espe-cially the teaching of the New Testament Sinclair B. Ferguson, former professor of systematic theology at Westminster Theo-logical Seminary and former minister of the First Presbyterian Church in Columbia, unfolds what he calls blueprints for sanc-tification. He emphasizes the primary meaning of to be holy is to be devoted to God.
United to Christ in a living faith we are both justified and sanctified. We must not confuse these two blessing, but neither are we allowed to separate them. Sanctification is God setting us apart for Himself. Ferguson shows that the sanctification of a Christian is inseparably connected to the reality that the living God is the triune God. The Father had commanded us to pursue. The Son had died to effect is and the Holy Spirit works in us to bring forth the fruit of it. The ultimate goal of complete conformity to the image of Christ is realized in the new Jerusalem. There God is all in all.
A Christian lives by the faith in the Son of God who gave Himself for him. United to Christ in faith we are crucified with Him and walk in newness of life. Baptism is a sign and seal of our union with Christ. We are named for the Father, the Son and the Holy Spirit. Baptism is not in the first place about faith but to faith. Reminding our baptism we are encouraged the realize that we belong to Christ and share in the fruits of his death, resurrection and ascension. That must shape our whole life.
Ferguson points to John Owen. According to Owen the first task of a pastor is persuading those who are under the power of sin that this is the truth about them in order that they ask go for grace and come to Christ to be accepted in Him. The second task of a pastor is to persuade those who are no longer under the dominion of sin, that this is there real status.
Important is the insight that ‘Flesh’ and ‘Spirit’ are not only two aspects of the Christian’s being, they are also the two epochs in which he lives. A Christian lives in the old realm of the flesh a someone who already belongs to the new realm of the Spirit. The life of a Christian is a battle between flesh and Spirit. In this battle we must continually look to Christ.
Loving Christ who redeemed us to the curse of the law, we keep his command­ments. These are essentially the same of as the Ten Commandments now seen under the perspective of serving God in thankfulness. Ferguson quotes in this context a Gospel Sonnet of Ralph Erskine:
When I the gospel-truth believe
Obedience to the law I give.
And when I don’t the law observe,
I from the gospel-method swerve.
Ferguson has given a fresh approach full of biblical teaching and relevant quotations of Scripture on a essential aspect of the Christian life. I can heartily recommend this book. It refre-shed and encouraged me. I hope that other readers have the same experience.

Sinclair B. Ferguson, Devoted to God. Blueprints for Sancti-fication (Edinburgh: The Banner of Truth, 2016) paperback 277 pp. £8,-- (ISBN 9781848716902 )

zaterdag 3 maart 2018

De Bijbel in de Lage Landen


De Statenvertaling was wel de eerste Nederlandse Bijbel-vertaling die geheel uit de brontalen is vertaald (voor de Deuxaes Bijbel gold dat slechts van het Nieuwe Testament) maar bepaald niet de eerste Bijbelvertaling. Bijbelvertalen begon al in de Middeleeuwen. Rond 900 zijn de Psal­men reeds vanuit de Latijnse Vulgata in Nederlands vertaald. 
Daarbij moeten we beseffen dat de grens tussen Nederlands en Duits toen nog heel vloeiend was, zoals nu nog altijd geldt voor dialecten aan weerszijden van de grens. Een Zuid-Nederlandse vertaling van de evan­ge­liën verscheen rond 1200. De Delftse Bijbel is als eerste Nederlandse gedrukte Bijbel een mijl­paal in de geschiedenis.
Wie zo niet alles dan toch wel heel veel te weten wil komen over Nederlandse Bijbelvertaling van de Middeleeuwen tot nu, wijs ik het prachtige standaardwerk aan deze materie gewijd De Bijbel in de Lage Landen dat in 2015 bij Royal Jongbloed verscheen. Wie dat leest, ziet ook het onder protestanten wijdverbreide misverstand ontzenuwd dat de rooms-katholieke kerk haar leden het lezen van de Bijbel volstrekt verbood.
Officieel verboden was het lezen van niet-kerkelijk goedge-keurde vertalingen. In de praktijk ging het om protestantse vertalingen, hoewel ook wel bezwaren van de rooms-katho-lieke hiërarchie rezen tegen Bijbelvertalingen van theo­logen uit eigen kerk. In 1559 werd bepaald dat men alleen een Bijbel in de volkstaal mocht worden drukken, lezen en in huis hebben met toestemming van de inquisitie.
Vele geestelijken hebben dit standpunt met kracht verbreid. Echter, vooral waar rooms-katho­lie­ken met protestanten in aanraking kwamen, was dit standpunt in de praktijk onhoud­baar. Vandaar dat zeker in landen waar het protestantisme een factor van betekenis was – en dat gold ook de Nederlanden – kerkelijk goedgekeurde vertaling betrekkelijk makkelijk verkrijg­baar waren en het gebruik soms ook is bevorderd.
De jansenisten hebben het Bijbellezen door leken nadrukkelijk gepropageerd. Vanuit deze kring zijn dan ook Bijbelvertalingen verschenen. Hier en op andere gebieden vonden de Jan­se­nisten vooral de jezuïeten tegenover zich. Vooral in Frankrijk maar ook in de Nederlanden heeft het jansenisme veel invloed gehad. 
Geen vertaling heeft zozeer de Nederlandse taal gestem­peld als de Statenvertaling. De standaardisering van de Neder-landse is mede door het gebruik van de Statenvertaling bevor-derd. Reeds in de negentiende eeuw verschenen meer­dere nieuwe Bijbelvertaling. Dat proces is in de twintigste eeuw in een stroomversnelling geraakt.
In De Bijbel in de Lage Landen wordt ook aandacht geschon-ken aan vertaalmethoden. De ene vertaling wil zoveel mogelijk de brontaal door laten klinken, terwijl de andere  heel erg op de doel­taal is gericht. Feitelijk is hier sprake van een spectrum. 
Hoe zeer men ook aan een Bijbel­­vertaling gehecht kan zijn, taal blijft in ontwikkeling. Niet alleen met het middeleeuwse Nederlands maar ook met het Nederlands van de zeventiende eeuw heeft een eigentijdse Neder­lander behoorlijk moeite. Dat geldt ook meer voor hen die een kerkelijke achtergrond hebben.
In de loop van de jaren raken woorden buiten gebruik en doen nieuwe woorden hun intrede. En dat proces blijft doorgaan. Waarom mensen bepaalde woorden niet meer gebrui­ken, is vaak niet verklaarbaar. Binnen het Nederlandse taalgebied is het Vlaams conser­va­tiever dan het standaard Nederlands. In het Vlaams worden bijvoorbeeld woorden als ‘wenen’ en ‘be­kom­merd zijn’ nog veelvuldig gebruikt, terwijl dat in het standaard Nederland volstrekt niet meer het geval is.
Degenen die beweren vast te houden aan de Statenvertaling van 1637 plegen zich vaak niet te realiseren dat de edities van Jongbloed en de GBS negentiende-eeuwse hertalingen zijn van de oorspronkelijke Staten­vertaling. Zij gaan terug op een hertaling van het NBG van 1888. Waar het bij een Bijbel-vertaling om gaat is dat wij het Woord van God in onze eigen taal kunnen lezen. 
Daarbij wil ik wel graag vasthouden aan een vertaling die dicht bij de brontekst staat. Dat kan men bepaald niet zeggen van de Bijbel in de Gewone Taal. Ook al zijn er bezwaren aan te voeren tegen de HSV, het is nog altijd een Bijbelvertaling die nauwe aansluiting zoekt bij de brontaal. Wel doet de SV dat gemiddeld meer. Met de nadruk op gemiddeld.
Voor wie de taal van de SV geen probleem is, zou ik zeggen: houd dan aan de SV vast. Ik vrees echter dat voor velen de taal een steeds grotere barrière wordt. Ook als de woorden voor ons ver­staanbaar zijn, geldt dat ook kennis van de cultuur en de geschiedenis van het bijbelse Israël en het vroegere Midden-Oosten nodig is om de Bijbeltekst goed te kunnen begrijpen. Hier is voor de gewone Bijbellezer de Bijbel met Uitleg een prachtig hulpmiddel. Deze uit­gave biedt duidelijk meer achtergrondinformatie dan de Studiebijbel van de HSV.
Om de theologische boodschap van de Bijbel echt te verstaan is niet alleen toelichting nodig waarbij we uiteraard in het bijzonder aan prediking en catechese mogen denken, maar bovenal de verlichting en vernieuwing door de Heilige Geest nodig. Dit alles neemt echter het belang niet weg van een Bijbel in de eigen taal dan wel taalstadium.
Met Tyndale moet ons standpunt zijn dan een jongen die ploegt de woorden van de Bijbel moet kunnen begrijpen. Nu is wel een probleem dat de taalarmoede zeer groot is. Een krachtig medicijn is kinderen heel jong aan voorlezen en vervolgens tot lezen te stimuleren en dan ook het lezen van de Bijbel.
Terugkomend op De Bijbel in de Lage Landen: de auteurs van de bijdragen zijn inter­disci­pli­nair collectief van Bijbelweten-schappers, mediëvisten, (kerk)historici en vertaalweten­schap­pers uit Nederland en Vlaanderen. Dit handboek biedt zelf geen principiële doordenking van de voorwaarden voor een getrouwe Bijbelvertaling. Het biedt wel aan een schat aan infor­matie die daarbij behulpzaam kan zijn. En iedereen die meer van de Nederlandse Bijbel­vertalingen en hun geschiedenis wil weten kan hier zijn hart ophalen.

Paul Gillaerts e.a. (red.), De Bijbel in de Lage Landen. Elf eeuwen van vertalen, Royal Jongbloed, Heerenveen 2015; ISBN 978-90-8525-039-5; hb. 989 pp., prijs €49,95.